November 2024
Een goed functionerend financieel systeem is essentieel voor economische groei. Dit wordt versterkt door solide instituties die investeringen op lange termijn faciliteren, zowel voor bedrijven als huishoudens.
Banken spelen hierin een centrale rol. Ze hebben een unieke positie omdat ze geld kunnen creëren door kredieten te verstrekken. Dit maakt het voor bedrijven en huishoudens mogelijk om langetermijnbeslissingen te nemen. De bevoegdheid om geld te creëren gaat echter gepaard met strenge regelgeving en toezicht, bedoeld om misstanden en onbeheerste liquiditeitscreatie te voorkomen.
De les van de financiële crisis
De financiële crisis van 2007-2009 liet zien wat er mis kan gaan bij onbeheerste liquiditeitscreatie. Banken creëerden op grote schaal liquiditeit via onhoudbare en ondoorzichtige constructies. De onvermijdelijke implosie leidde tot enorme waardeverliezen en een verzwakte kapitaalpositie. Hierdoor ontstond een vicieuze cirkel van afwaarderingen en kapitaaltekorten. Overheden moesten ingrijpen om banken te redden, omdat het vertrouwen van de markt in hun soliditeit verdween. Deze crisis maakte duidelijk dat markten in de financiële sector niet vanzelf corrigerend werken en dat overheidsinterventie noodzakelijk is om stabiliteit te waarborgen. Als reactie zijn strengere kapitaaleisen ingevoerd om banken weerbaarder te maken tegen economische tegenslagen. Hoewel veel genationaliseerde banken inmiddels weer zijn geprivatiseerd, blijft overheidstoezicht een cruciale rol spelen, vaak via centrale banken.
Aantrekkelijkheid voor lange-termijnbeleggers
Voor lange-termijnbeleggers is het sterk de vraag of banken aantrekkelijk om in te investeren. Het toezicht op banken blijft vooral een taak van centrale banken, en ondanks inspanningen om meer marktdiscipline te introduceren, zoals aansprakelijkheid voor obligatiehouders bij kapitaaltekorten, blijven de grootste risico’s bij de aandeelhouders. Impliciete staatssteun, gebaseerd op het idee dat grote banken niet mogen omvallen, biedt geen volledige bescherming tegen deze risico’s. Er zijn recente voorbeelden waar uit blijkt dat volledige bescherming tot het verleden lijken te behoren. Denk aan Credit Suisse die moest worden gered. Niet door de Swiss National Bank maar door concurrent UBS. Ook in de VS gaf de Federal Reserve niet thuis en moesten grote banken kleinere regionale banken van de ondergang redden. Dat heeft de aandeelhouders veel geld gekost. Impliciete staatssteun, waarvan feitelijk sprake is zolang het omvallen van banken te grote consequenties heeft voor de economie als geheel (too-big-to-fail) is derhalve geen afdoende waarborg om risico’s voor aandeelhouders te reduceren.
Risico’s op zichzelf maken een belegging niet per se onaantrekkelijk, maar voor banken is het de vraag of de potentiële rendementen op de lange termijn voldoende zijn om deze risico’s te compenseren. Groeivooruitzichten spelen hierbij een sleutelrol. Banken financieren economische groei, maar wanneer ze sneller willen groeien dan de markt, nemen ze vaak moeilijk in te schatten risico’s. Dit kan leiden tot ontsporingen en verliezen.
Conclusie
Beleggingen in banken lijken op de lange termijn weinig kans te bieden op consistente outperformance. Hoewel banken in economisch gunstige tijden kunnen profiteren, worden de winsten vaak tenietgedaan in mindere periodes. Daarbij is het sentiment rondom banken een structureel probleem: een hogere rente-omgeving leidt tot hogere rente-inkomsten voor de bank en maar ten dele voor de spaarder, die zijn bank de stevige marges kwalijk neemt.
Voor lange-termijnbeleggers als Catalpa Vermogensbeheer blijft beleggen in banken daarmee een weinig aantrekkelijke investeringsmogelijkheid. Daarom beleggen wij er niet in.